Costa Rica Corcovado, Tortuguero NP, Manuel Antonio NP, Santa Elena, Tamarindo, Rincon de la Vieja NP, Santa Rosa NP 2004

Onderstaand verslag is onderdeel van een 2,5 jaar durende wereldreis die we ondernamen in 2002-2003-2004.

De gifkikkers, schlemiele kolibrie´s en agressieve apen van Costa Rica
(3-1-2004/25-1-2004)

Costa Rica, de parel van Centraal Amerika. Zelfs de trots van heel het zuid’amerikaanse continent! Het land is al zo lang een democratie dat geen enkel land in de regio er maar aan kan tippen. En daarnaast heeft het zo´n groot deel van het grondgebied tot nationaal park gebombardeerd dat het tot groot voorbeeld dient van de haar omringende landen. Die tot voor kort of nog steeds worstelen met revolutionairen, guerilla´s of opstandige minderheden. Nee, dan Costa Rica. Het land heeft zelfs haar leger allang geleden afgeschaft!

Costa Rica is zo ongeveer het beste land ter wereld om wat van het tropisch regenwoud te proeven. De infrastructuur is redelijk, de voorzieningen in het land haast westers en de wouden toegankelijk en mooi. Lastige insekten waren er natuurlijk wel, maar bij lange na niet in die mate als in Bolivia´s Amazone. Die voordelen zijn inmiddels door velen ontdekt. En dat is dus meteen het grootste nadeel. Het stikt er van de toeristen, van backpackers tot rijke wellustelingen. Met name de Amerikanen zijn ruim vertegenwoordigd en daar waren we al niet zo gek van. Vooral ook omdat daarmee het prijsniveau zonder meer hoog ligt, soms tot op het belachelijke af. Maar tegelijkertijd hebben we nog nooit zoveel Nederlanders ontmoet tijdens onze reis als in Costa Rica. Dat geeft ook weer te denken. Zo waren de Israeliers in geen velden of wegen te ontdekken…

Costa Rica is dus natuur en geen cultuur. Er is niets noemenswaardigs van de Maya’ of Aztekencultuur te vinden en de tico´s (favoriete benaming van de Costaricanen) zijn als cultuur ook niet zo bijster interessant. Toerisme is de belangrijkste bron van inkomsten en dat brengt goed geld in het laadje gezien de relatief hoge welvaartsstandaard in het land.

Dus voor natuur waren we gekomen naar Costa Rica. Voor Rick was het een weerzien met het land na een bezoek van zo´n 8 jaar geleden. Hij zag nu veel meer toeristische ontwikkelingen, maar ook dat de nationale parken nog steeds erg mooi zijn. We bezochten er 7 van de 31 die het land er telt.

Parque Nacional Corcovado
Meteen het mooiste park van Costa Rica, dat was natuurlijk de goden verzoeken. Het was dan ook alleen omdat Corcovado relatief dicht bij de Panamese grens lag dat we er meteen heen gingen. De grensoversteek Panama-Costa Rica verliep redelijk soepel en we konden meteen met de bus naar het plaatsje Golfito. Ook daar hadden we geluk, want de enige boot naar het Osa schiereiland stond op het punt om te vertrekken. Die boot bracht ons in 1,5 uur naar Perto Jimenez, een dorpje aan de rand van het oerwoud en in vergelijking met 8 jaar geleden minimaal verdubbeld van omvang. Het naburige Corcovado National Park was daar de reden van.

Vanwege zijn ligging op een schiereiland is Corcovado een van de mooiste en meest onontgonnen tropische regenwouden van Midden-Amerika. We waren van plan een 4-daagse, zware hike dwars door het oerwoud te doen maar tot onze teleurstelling was door de aardschok van een week geleden een en ander afgesloten en was de hike niet mogelijk (8 jaar geleden ook al niet vanwege een tornado, altijd wat…). Dus toen hebben we maar gekozen voor dag-wandelingen. Reeds in Puerto Jimenez kwamen we allerlei dieren tegen. In de bomen lagen grote groene leguanen te zonnen, in de struiken ritselden allerlei tangara´s (felgekleurde vogeltjes) en anlissen (hagedissen), in de mangroven struinden capucijner-aapjes de omgeving af enin de riviertjes lagen kaaimannen te wachten op jonge witte reigers die zo onfortuinlijk waren uit het nest in het water te vallen. En… ara´s! Nergens in Costa Rica was het zo eenvoudig om scarlet macaws (rode ara’s, officiele Nederlandse naam geelvleugelara geloof ik) te zien als hier. Reeds in de bomen rondom het voetbalveld zaten met regelmaat ara-paartjes luidruchtig te krijsen en vruchten te plunderen. Vaak vlogen ze in groepjes van 4 of 6 in hun karakteristieke vlucht met lange staart over het dorp. Magnifiek!

Met een 4x4 namen we de weg maar Carate, vanwaar we over een breed, rustig en schitterend strand pal langs de jungle naar de ingang van het park (La Leona) liepen. Daarna liep een pad 10 meter diep in het woud evenwijdig aan het strand en waren we weer terug in de jungle. Geweldige bomen met plankwortels, de meest onwaarschijnlijke schimmels en zwammen, lange lianen in fantastische vormen en klimplanten die alles overgroeiden. Door dat woud liepen we tot aan de rivier Madrigal; onderweg zagen we meerdere malen ara´s in de bomen zitten. Nadat we de rivier wadend overgestoken waren, zagen we hoog in de bomen spider monkeys (slingerapen). Even later slingerden die vlak over ons hoofd door de bomen. Na een verfrissende duik in de rivier stuitten we nog op een groep neusberen die de tuin van de park ranger aan het plunderen was.

Nu is de jungle niet de meest fantastische plek om wild te zien zoals eerder gezegd. Maar dat zou in een gebied Matapalos veel beter zijn. Bij uitzondering namen we een gids en die bleek zijn geld meer dan waard. In 2 uur tijd zagen we van geringe afstand trogons (vogels), anolissen, howler monkeys (brulapen), een kleine litter-snake, pijlgifkikkers (voor Bennie en Marco: Dendrobates auratus en Phyllobates vittatus) en luiaards. Voor de vrolijke noot zorgden de vele handgrote, azuurblauwe Morpho-vlinders, die in een golvenpatroon (en ongrijpbaar voor de camera) door het oerwoud zwierden.
Ook hier was het strand zoals een strand hoort te zijn (lees: verlaten, ruig en wit) en hele groepen pelikanen doken steeds weer in zee op jacht naar vis. Eenmaal terug in het woud ging het feest gewoon door: squirrel monkeys (doodshoofdaapjes, je weet wel, die van pipi langkous) capucijnerapen en spider monkeys. Heel bijzonder was de Kinkajou die we zagen, eigenlijk een nachtdier maar nu lichtelijk in de war want we zagen hem overdag. Meerdere malen zagen we weer ara´s. Een stelletje maakte er een ware sex-show van door vlak boven ons hoofd meerdere malen te paren, hetgeen resulteerde in een explosie van felgekleurde veren.

Parque Nacional Manuel Antonio
Van geheel andere orde was Manuel Antonio National Park. We waren al gewaarschuwd voor groteske toestanden hier, maar wat we aantroffen overtrof onze verwachtingen (in negatieve zin). Allereerst waren de hotelprijzen buitensporig hoog en bovendien was alles vol. Tenauwernood vonden we samen met Sophie en Willem, een Nederlands stel op reis door Midden-Amerika en waarmee we gezellig een week zijn opgetrokken, nog net een kamer. De volgende dag, bij daglicht, werd het alleen maar erger. Dit leek Torremolinos in Spanje wel met alle vreselijke dingen van dien (die we jullie waarschijnlijk niet hoeven uit te leggen). Vanwege het hoge USA-gehalte bombardeerden we de plaats al snel tot Manuel Antonio Disney Park…want we vreesden al de situatie in het nationaal park zelf met zoveel wanstaltige toestanden…maar dat viel reuze mee. Door een noodweer in de nacht tot vroeg in de morgen bleven waarschijnlijk veel mensen in hun hotel en hadden wij het rijk in de vroege uurtjes alleen. Zo zagen we al gauw agouti´s (soort groot knaagdier), zwarte leguanen en luiaards. Vooral van die laatsten zagen we er veel, sommigen zelfs in beweging waarbij het net leek alsof we naar een slow-motion film keken. Het schijnt zelfs dat moeder-luiaard te lui is om haar kind op te halen als het een keer uit de boom valt! Het enige waarvoor de luie beesten schijnbaar naar beneden komen is om te poepen, slechts eenmaal per week. Rare dieren, want dat leek ons nu juist zo handig vanuit de bomen. Even persen en plof, zo 20 meter lager op de grond of met een beetje geluk zo op een toerist die je net aan het bewonderen was. Nee, nu moeten ze het ophouden tot er weer een week voorbij is en helemaal uit de boom klimmen!

De stranden van Manuel Antonio National Park zijn erg mooi en als je maar lang genoeg doorloopt kom je vanzelf bij een verlaten strand. En dat deden we dus… met z´n vieren een strand alleen, lekker zwemmen in het warme zeewater en met een grote zwarte leguaan (Ctenosaurus) als gezelschap. Daar kwamen na verloop van tijd capucijner-aapjes bij, die net deden alsof ze fruit zochten in de bomen maar ondertussen de inhoud van onze rugzakken probeerden te stelen. Vanaf toen konden we niet meer met z´n allen tegelijk zwemmen… de capucijners vermaakten ons met hun capriolen en even later kwamen daar nog squirrel monkeys bij die showden met wat voor gemak zij van boom naar boom konden springen.
Het grootste vermaak kwam echter van een Amerikaanse huppeltrut, blond van boven en leeg van binnen, zo van het Californische strand getrokken. Ze zocht dieren met haar vriend en Marieke wees haar op de leguaan in de bomen. "Oh Steve", riep ze, "kom gauw, een kaaiman in de bomen". Marieke keek haar verrast aan. "Eh, dat is geen kaaiman hoor". "Nee, nee", riep de blondine, "ik bedoel een alligator". "Eh nee, ook niet, het is een leguaan". Waarop de blondine uitriep: "BUT HE´S SOOOOOOOOO BIG!!!!"

Al dat strandgeweld en apekooien deed ons bijna vergeten dat het al aardig vloed was geworden. Maar wat aardig vloed was op ons strandje was volledig vloed op het andere strandje, via welke we hadden moeten terugkeren. Onze terugweg was afgesloten… Marieke trok de stoute schoenen aan en beklom de rotsen op weg naar het woud. Hangend aan wortels, lianen en struiken glibberden we naar boven, maar na de eerste hindernis moesten we toch weer naar beneden (Willem wat sneller, want die was in een mierennest gaan staan). Daarna redden we het via zee en rotsen tot het pad dat naar boven leidde, waar warempel de capucijners ons stonden op te wachten. Op enkele meters afstand struinden die de bomen af, af en toe grimassen makend. Dat kan ik ook, dacht Rick. Dat resulteerde in opgewonden gedrag van de apen, die toen hun bek opentrokken en een serieus aantal tanden liet zien waarmee je met gemak het vlees thuis kan aansnijden. Wat grappig, dachten we nog. Willem deed toch maar weer een greep in de rugzak voor zijn fototoestel voor een volgende foto van die apekoppen. He, die rugzak herkennen we nog van het strand, leken ze te denken. Ineens sprong heel de groep naar voren, krijsend, tanden bloot en deed een greep naar de rugzak. De apekoppen waren ineens in een stel gremlins veranderd! Verschrikt namen we de benen want een apenbeet leek ons toch ook niet alles.

Op zich klinkt dit (naderhand) grappig, maar eigenlijk is het heel triest. De apen (maar ook leguanen) zijn zo tam en zelfs bijdehand geworden door mensen die ze gewoon voeren. In heel het park stonden grote borden ´gelieve de dieren niet te voeren´. Hele volkstammen Amerikanen stonden uit de hand apen te voeren met bananen…

Parque Nacional Tortuguero
Willen en Sophie waren reeds aan het eind van hun reis gekomen en hadden nog maar weinig tijd om een ander mooi park te bezoeken, Tortuguero National Park. We besloten om hun te vergezellen dus ging het via hoofdstad San Jose meteen door naar Cariari en Casa Verde. Daar namen we de boot door de kanalen van Tortuguero op weg naar de Caraibische kust.

Als we schrijven ´kanalen´ moet je niet denken aan het Amsterdams-Rijnkanaal of zo. Nee, dit waren kanalen waar trotse jungle-bomen overheen hingen, waar dode bomen de doorgang haast belemmerden en de bootsman zigzaggend zijn weg moest vinden en waar het af en toe zo ondiep was dat de boot over de bodem schuurde. Daar hadden we heerlijk van kunnen genieten als het niet met bakken uit de hemel kwam! Gelukkig hadden ze poncho´s aan boord, want de striemende regen nodigde niet meteen uit om eens lekker onderuit zittend van de omgeving te genieten…

De volgende dag hadden we (weer eens) geluk. Het was droog maar niet smoorheet. Ruben, de gids, nam ons mee in zijn motorbootje door de kanalen van Tortuguero, die al gauw veranderden in kanaaltjes. En het was schitterend. Weer heel anders dan Corcovado, maar met zo’n uitbundige plantenwereld in alle tinten groen dat het de dem benam. En dan de dieren… toekans met hun onmogelijk mooi gekleurde snavels, zulke grote groene leguanen met rode kam dat ze haast op draken leken, howler-spider-en capuchin monkeys en veel watervogels. Meer dan eens vaarden we langs het riet en lieten we een grote kaaiman schrikken, die ons een hartverlamming bezorgde omdat wij hem ook niet hadden gezien! Tijdens een korte wandeling waren daar ineens de muskieten weer, die echter het voedsel vormde van de vuurrode pijlgifkikker of aardbeikikker (Dendrobates pumilio). En dan vergeten we vast ook nog van alles. Ja, als Corcovado op 1 staat, komt Tortuguero zeker op de 2e plaats.

Montverde en Santa Elena Cloud Forest Reserve
In San Jose zwaaiden we Willen en Sophie uit en na een aantal dagen orde op onze zaken te hebben gesteld in de hoofdstad, gingen we op weg naar Monteverde. Dit plaatsje in de hooglanden van Costa Rica (met als zusterplaats Santa Elena) is wereldberoemd geworden vanwege haar Cloud Forest, de overblijfselen van het eens zo trotse regenwoud wat de hooglanden van Costa Rica bedekte. Omdat het zo hoog ligt, is het vaak in wolken gehuld en als zodanig is er een regenwoud gecreeerd met bijna 100% luchtvochtigheid maar met koel klimaat. Volledig uniek dus, zo’n cloud forest. Als gevolg daarvan ook hier weer ladingen toeristen en de plaats was onherkenbaar met 8 jaar geleden. Nu hadden we de keuze tussen het Monteverde Cloud Forest Reserve en het Santa Elena Cloud Forest Reserve. De eerste is het meest bekend, het oudste, het meeest bezocht en het duurste. Santa Elena kende veel minder bezoekers, maar betrof eenzlefde soort woud. Wij kozen dus voor Santa Elena… en niet zonder spijt. Bijna de hele dag hadden wij het woud voor onszelf. En wat voor woud. Schitterend! Door de hoge luchtvochtigheid was alles met een driedubbele laag aan bomen, planten, lianen en mossen bedekt. Met de stralen van de vroege ochtendzon door het woud leek het wel een sprookjesbos. Zeker vroeg in de morgen was het ‘t mooiste woud wat we bezocht hadden. Voor wild moet je echter niet naar een cloud forest gaan. Je ziet er niets, en als het toch nog iets mocht zijn dan is het meegenomen. Vogels zijn het meest waarschijnlijk te spotten, maar van de ladinge toeristen die komen om een quetzal te zien wordt 99,9% teleurgesteld. Kolibries waren er wel, soms te snel om met het blote oog te volgen. En met een zekere fascinatie voor de kleur rood. Zo hooorden we tijdens het wandelen weer eens het kenmerkende brommende (humming) geluid van de kolibrie (veroorzaakt door de vleugeltjes die onwaarschijnlijk snel op en neer bewegen) en keken om en omhoog. Daar zoefde ineens een kolibrie supersnel het pad af en stopte op 5 cm van Marieke’s rode shirt om polshoogte te nemen. Het leek haast of hij Marieke lek wilde prikken met zijn scherpe snaveltje en Marieke week zelfs een beetje veschrikt achteruit. Daarop zoefde hij naar haar vuurrode waterfleshouder maar ook daar was natuurlijk niets te halen. Nee, dan die rode supergrote bloem op Rick’s rug… teleurgesteld haakte de kolibrie af toen hij erachter kwam dat het een rugzak betrof.
De kolibrie was echter niet de enige schlemiel van het bos. Zo hoorden we ineens wat scharrelen in de boomtoppen, gevolgd door een verschrikt kreetje, bladergeruis en bam, daar viel een bolletje wol op nog geen meter van Marieke op het pad. Marieke keek even verschrikt als… de eekhoorn. Die had waarschijnlijk ergens een afslag gemist. Nog nooit een eekhoorn gezien die zo stom was uit de boom te vallen!

Tamarindo: Parque Nacional Marinos Las Baulas de Guanacaste
Via 17 omwegen en tig busverbindingen kwamen we aan de Pacifische kust aan in de plaats Tamarindo. Een zoveelste strandplaats, wel lekker relaxed en met een mooi groot strand, wel met veel surf-boys met relatief veel Amerikaantjes. Voor het strand waren we niet gekomen; wel voor het naburige Parque Nacional Marinos Las Baulas de Guanacaste. Dit park beschermt eigenlijk alleen een groot en lang strand (Playa Grande, je verzint het niet) waar zowel olive Turtles als Leatherbacks (Lederschildpadden) ‘s nachts hun eieren komen leggen. Voor de leatherbacks kwamen we, de grootste zeeschildpadden ter wereld met een schildlengte van bijna 2 meter en een gewicht van 300 kg. Het was precies het legseizoen… Voor het stupide bedrag van 26$ (let op, hier wordt je getild. Men zegt dat de hoogte van het bedrag het vervoer dekt, maar dat betreft slechts 5 minuten met een busje en 5 minuten met de boot!) meldden we ons om 21.30 uur om naar het legstrand te gaan. Eenmaal op het strand legde een park ranger een en ander uit over leatherbacks (zoals dat ze altijd op dezelfde plek terugkomen om eieren te leggen na honderden kilometers reistijd en dat slechts 1tot 2 van de 1000 uitgekomen eieren het brengt tot volwassen leatherback) terwijl andere rangers in het donker het strand afstruinden op zoek naar leatherbacks in legnood. Hoewel, donker? De gitzwarte hemel was onbewolkt en bezaaid met sterren. En om de 10 minuten meldde zich een vallende ster! Eenmaal was het zo´n grote dat het strand helder verlicht werd en zelfs de ranger vol bewondering zijn mond even hield. Gelukkig stopte het de schildpadden niet. In totaal 3 hebben we gezien, en daarmee het totale proces van het aan land komen, gat graven, eieren leggen, gat dichten, wat nepgaten graven ter verwarring en weer terugkeren naar zee. Wat een geweldig grote dieren waren het, zo uit de tijdmachine van professor Barabas vanuit de prehistorie gekropen. Moe maar voldaan ploften we om 3 uur ´s nachts ons bedje in. Jullie vergeven het ons vast wel dat we de volgende dag lekker op het strand in de zon hebben doorgebracht.

Parque Nacional Rincon de la Vieja
Costa Rica kent een aantal vulkanen waarvan de actieve Arenal wel het meest bekend is (hebben we deze keer niet bezocht). Een andere is de vulkaan Rincon, en om de wouden rondom die vulkaan te beschermen hebben ze het Parque Nacional Rincon de la Vieja in het leven geroepen. Gelukkig maar. Vanuit Liberia hebben we een dagje het park bezocht en maar liefst 15 km gehiked dwars door het park. Ondanks dat het dezelfde hikes betrof als 8 jaar geleden was het nog steeds erg mooi. Het woud is relatief droog en koel. Geen muggen (erg fijn), wel af en toe black flies (niet fijn). Het eerste pad (sendero de Las Pailas) leidde naar een aantal bewijzen van de activiteiten van de vulkaan: borrelende modderpoelen, kokend zwavelwater en geelgroene zwaveldampen. Het kon de dieren niet deren; we zagen spider monkeys ons uitdagen vanuit de bomen, howler monkeys die de spiders weer uitdaagden, grote spechten met vuurrode koppen, een klein dun slangetje, blauwwitte magpie-jays (soort eksters), de crested huan (soort versierde kalkoen) en mooie grote groene vlinders. Terug bij het ranger station werden we begroet door een groep neusberen, die ons tot een meter naderde en nieuwsgierig hun lange neuzen heen en weer bewogen, hun staart parmantig in de lucht.

Het tweede pad van de dag leidde via het woud en later via grasheuvels naar de Catarata la Cangreja, een ´verborgen´ maar wonderschone waterval met poeltje. Rick plonsde er heerlijk in en werd zich toen de capucijneraapjes gewaar die hem jaloers vanuit de bomen gade sloegen. Even later was het een hels kabaal toen zij het nest van twee schitterende toekans belaagden, die alle zeilen bijzetten om hun eieren te verdedigen (of ze daar uiteindelijk in geslaagd zijn weten we helaas niet). De rondfladderende morpho-vlinders maakten het plaatje wel heel paradijselijk...

Parque Nacional Santa Rosa
Na drie weken Costa Rica kwam een einde aan een mooie reeks nationale parken met Parque Nacional Santa Rosa, in het noordoosten gelegen bijna tegen de grens met Nicaragua aan. Het is (wederom) een restant van de droge, tropische wouden die dit gebied ooit kende. Met de bus van 5.30 uur in de morgen werden we bij de toegangsweg tot het park gedropt. Die was weliswaar 7 km lang, maar we zouden vast wel een lift krijgen van passerenede auto´s, zo zei men. Nou, auto´s passeerden wel maar niemand wilde ons een lift geven, zelfs niet als Marieke alleen zichtbaar was. Waar gaat de wereld toch heen... Het mocht de pret niet drukken, want juist tijdens die eerste 7 km zagen we het meeste wild. Papegaaien, toekans, agouti´s, magpie-jays, eekhoorns, huans en zwarte leguanen, het was weer een waar feest. Enfin, 7 kilometer later was het warm en droog en waren er vele tico´s op de camping (het was zaterdag) en waren we dolgelukkig met onze koele en rustige ochtendwandeling. Santa Rosa was inderdaad droog, heel anders dan alle andere parken en wellicht (het is maar hoe je het bekijkt natuurlijk) minder aantrekkelijk dan andere parken van Costa Rica. Komt nog bij dat er maar weinig trails zijn om te hiken en dan weet je waarom er relatief weinig mensen komen. We hebben toch nog enige paden bewandeld, maar door de toegenomen hitte was er geen dier meer te zien. Wel zagen we de Indio Desnudo bomen, die met hun fladderende oranje boombast er schitterend uitzagen. Enfin, toen moesten we weer 7 km teruglopen en wederom kregen we geen lift. Wat hadden we toch misdaan? Gelukkig vermaakten een groep spider monkeys ons tijdens het lopen. En als troost na deze zware 25 km lange hike-dag genoten we onze laatste Costa Ricaanse maaltijd in Liberia.

Naar de grens
De volgende dag gingen we op weg naar Nicaragua. Na lang wachten in een lange rij aan de grens (zondag was geen goede keuze om de grens over te steken, alhoewel de 5 uur wachttijd waarvoor we gewaarschuwd waren schromelijk overdreven was) zat Costa Rica er weer op. Een mooi land met schitterende natuur en relatief makkelijk te spotten jungle-dieren. Met (te) goede faciliteiten voor toeristen welke de natuur aan alle kanten insluiten en onder toenemende druk zetten. Met flink gestegen prijzen in voornamelijk Amerikaanse dollars. Als dat maar goed gaat...

PS. O ja, Costa Rica was het eerste land dat we bezochten waar de heren hun plaatsje in de bus afstonden aan de dames! Kijk, dat zijn nou dingen die je gaan opvallen na 20 maanden reizen...

Click for English © copyright on all pictures by Rick Versteegh. No picture or image may be copied, printed or reproduced without written permission